Discussie

Tekst armoedebarometer voorgelezen op het startmoment

Falend beleid geeft weinig hoop aan mensen in armoede

De Armoedebarometer 2015 geeft weinig hoop. De doelstellingen vooropgesteld tegen 2017, zijn
nog lang niet in zicht, op geen enkel levensdomein. Bovendien geeft het beleid de indruk niet wakker
te liggen van dit probleem.

De stabiliteit van het armoederisico in Vlaanderen en de situatie in andere EU-landen wordt gezien
als een overwinning in de strijd tegen armoede. Onzin natuurlijk als 10.8% van de Vlamingen in
armoede leeft en de kinderarmoede jaar na jaar toeneemt.

Ontgoocheling

We zijn ontgoocheld omwille van het arbeidsmarktbeleid dat door de huidige en de vorige
regeringen gevoerd wordt.
Ondanks een steeds groeiende kloof tussen laag- en hooggeschoolden
ondanks het manifest gebrek aan volwaardige jobs voor kansengroepen,
ondanks een stijgende jeugdwerkloosheid (12.7% in 2013, 16.6% in 2015), wordt de werkzoekende geviseerd als schuldige aan zijn situatie.

We zijn ontgoocheld omdat de woonproblematiek niet aangepakt wordt. De wachtlijst telt nog
steeds meer dan 100.000 gezinnen in Vlaanderen. Het aantal woningen stijgt maar mondjesmaat. De
kans die deze Vlaamse regering had, met de regionalisering van de woonbonus, hebben ze niet
gegrepen. Meer dan de helft van de huurders op de private markt spendeert een te groot aandeel
van zijn inkomen aan de huur. En wanneer we de kwaliteit van de woningen en energiekost mee in
rekening nemen wordt de situatie nog schrijnender.

Ongerustheid

We zijn ongerust omdat de positieve evoluties in vraag gesteld worden of teniet gedaan zijn door
een ander beleid.

Ondanks de positieve maatregelen die genomen zijn om de gezondheidskosten te drukken, zien we
in de cijfers een negatieve evolutie. Mensen hebben meer moeite om de gezondheidskosten te
betalen. Hierbij speelt de slechtere algemene inkomenssituatie van mensen uiteraard ook een rol.
Bovendien moeten de details en gevolgen op het terrein van honderden miljoenen
besparingen in de gezondheidszorg door de huidige federale regering nog duidelijk worden. Blijvende
waakzaamheid over de betaalbaarheid van de gezondheidszorg blijft geboden.

In het onderwijs zien we wel een positieve trend. De ongekwalificeerde uitstroom daalt, maar
we zijn er nog niet. Het aantal zittenblijvers blijft zeer hoog en de algemene cijfers verbergen zorgwekkende evoluties in onze steden. We zijn echter ongerust omdat, net nu het effect zichtbaar wordt, het verhaal van gelijke onderwijskansen in vraag wordt gesteld. We moeten integendeel net nog meer inzetten om leerlingen, ouders, leerkrachten en scholen te versterken. We moeten inzetten op leerlingen met een migratieachtergrond en op de steden waar de schoolse vertraging oploopt tot 46%. Ook de groeiende problematiek rond onbetaalde schoolfacturen (aangevuld met incasso- en deurwaarderskosten) en lege boterhamdozen stemt sterk tot nadenken.

Verbijstering

We zijn verbijsterd dat de kostprijs van de recente besparingen het zwaarst doorweegt voor
gezinnen met de laagste inkomens.
Sociale correcties blijven uit waardoor de stijging van de elektriciteitsfactuur, de waterfactuur, de stijgende kost voor kinderopvang, de indexsprong ... een aanslag zijn op de budgetten van de laagste inkomens.

Gezocht: beleid met andere inzichten en hoopvol uitzicht

Het is duidelijk dat de verschillende regeringen hun eigen doelstellingen met het huidig beleid niet
zullen halen. Integendeel. In plaats van een noodzakelijke daling van de armoede is de kans groot dat
de armoede zal toenemen. Dat de mensen met de laagste inkomens bovendien substantiëel moeten inleveren is even onvoorstelbaar als onaanvaardbaar.
Ons land mag niet tevreden zijn wanneer de armoede stabiel blijft of minder snel toeneemt dan in
andere landen. Waarom zijn streefcijfers voor armoedebestrijding op Europees niveau (EU2020) of
Vlaams niveau (pact2020) niet bindend? Waar blijven de sociale correcties en nog belangrijker de
sociale vooruitgang?
Wanneer zal de armoedetoets effectief worden toegepast op alle begrotings- en beleidsmaatregelen? En waarom zijn bestrijding van ongelijkheid en herverdeling taboe in het
beleid?

Decenniumdoelen 2017 legt zich niet neer bij een barometer die permanent op onweer blijft staan.
We leggen ons niet neer bij 700 000 Vlamingen en 1.7 miljoen Belgen in armoede. We verwachten
van regeringen en parlementen eenzelfde houding. Dat veronderstelt wel een (ander) beleid met
meer ambities, een duidelijke timing en concrete maatregelen die de armoede structureel aanpakken.

De armoedebarometer is een initiatief en een uitgave van het samenwerkingsverband Decenniumdoelen met daarin o.a. mutualiteiten, vakbonden, CAW en welzijnszorg, Minderhedenforum, Samenlevingsopbouw en Netwerk tegen Armoede. Dit samenwerkingsplatform die de krachten bundelt om de leefsituatie van mensen in armoede structureel te verbeteren, is aan zijn achtste armoedebarometer toe.



De inleefweek armoede is deel van een groter geheel - Pascal Debruyne

Francine Mestrum formuleerde enkele kritische bedenkingen bij de 'inleefweek armoede' in Gent. Hebben we zo'n week echt nodig terwijl we al lang weten hoe armoede moet aangepakt worden? Pascal Debruyne is het niet eens met die kritiek. "De inleefweek is maar één opdracht van de armoedeorganisaties die dagelijks op zoveel diverse manieren de strijd aangaan tegen armoede."

Beste Francine,

Een open brief spreekt informeler dan de intellectuele loopgraf-posities van waaruit vaak “gesproken” wordt. Ik lees een groot deel van je bijdrage met instemming. Het is zelfs zoeken in de rode draad over de gedeelde zorg voor armoedebestrijding, en ja- beter ‘rijkdombestrijding’, naar iets waar ik me niet in kan vinden. Want als “deelnemer aan de armoede inleefweek” moet er toch iets zijn dat me in die andere hoek zet? Vandaar de belangrijke les die op de borst wordt gespeld. Waarvoor dank, want elk leerproces verrijkt een mens. We zijn lerende wezens, wezenlijk onaf, en daardoor opnieuw open tot bijleren.

Eindejaarsblues & praktijkwerk
Het is traditie zo op het einde van het jaar: de obligate acties om armoede en het alledaagse lijden in beeld te brengen op laagdrempelige manieren, en de obligate reacties van diegenen die zich ergeren, of aan de laagdrempeligheid, of aan het caritatieve karakter, of aan “feest de armoede weg”-sfeer: allemaal caritas en afleiding. Die kritiek uit een meer dan terechte bezorgdheid: Veel van die caritatieve acties versterken de individualistische kijk op armoede die heerst en verheerlijken ‘solidariteit’ die enkel gebaseerd is op empathie. En toch,..het zal de geur en walm zijn van sterke dranken en goedkope glühwein, maar als alle acties en elk laagdrempelig sensibiliserend initiatief dat inzet op “solidariteit in nabijheid” op een eenzelfde hoop terecht komt, dan hebben we vooral alles efficiënt bijeen geharkt. Meer niet,…Dat geeft te denken over de manier waarop nuance opening en ruimte creëert in een samenleving die doofstom en blind is wat armoede betreft.

Maar ik weet dat de kunst van tegenstellingen op te drijven al vlug de hele scene overneemt. Dat is helaas eigen aan het cocon van het intellectueel steekspel: zo ervaar ik dat toenemend. Dat mochten de activisten van “Solidarity 4 all” ook ervaren met hun 9 kubieke meter caritas en empathie. Gelukkig gingen ze toch door, zodat gezinnen geen lege magen of open hemels moesten trotseren. Tegenstellingen opdrijven creëert een wereld van échte progressieven die oproepen tot sociale strijd en afwachtend zijn tot armoede systemisch de wereld wordt uitgewerkt, en de reeks mensen met een vals bewustzijn: meestal caritatieve naïevelingen die in de praktijk “iets” trachten te doen in afwachting van de grote omwenteling die maar niet komt: integendeel.

Het basiswerk en het vele werk van vrijwilligers zou overbodig moeten zijn. Dat weet iedereen. Maar in tijden van een falende overheid en markt, is dat in het hier en nu, niet zo. In die ruimte tussen wat “zou moeten zijn” en “wat is”, ontstaan acties en allerlei initiatief met het doel mensen te doen nadenken over armoede, of concreet aan het werk te zetten iets concreets te doen. En wat mensen en organisaties trachten te doen, vervangt de overheid niet. Ze tracht publieke aandacht te trekken op de situaties van armoede die de overheid onbeantwoord laat. En doorheen dat dagelijkse wroeten zetten professionele en vrijwilligers bescheiden acties en campagnes op, met vallen en opstaan. Weinig perfect maar “iets doen” is de leidraad. Iets doen zodat er misschien iets zou gebeuren: om mensen rechtstreeks te helpen via basisdienstverlening of acties om andere burgers te overtuigen dat armoede een schande is. 


Leren in relatie tot de maatschappij
Trachten draagvlak te creëren via publiek debat en dialoog via een inleefweek verprutst de energie. Gelukkig dat we dat nu weten. Hoogstens schaadt het niemand: beter nog! En het brengt eens mensen samen: flink zo! De schertsfiguur wordt zo opgezet. De schertsfiguur die wordt opgezet, wordt vervolgens afgemeten aan de efficiëntie qua impact op de armoedecijfers, zou ook consequent moeten doorgetrokken worden. Als 1 actie als een inleefweek aan die logica onderhevig is, dan allemaal: gelijkheid troef dunkt me! Wat te doen met boeken en artikels over armoede? Te zien aan de cijfers hebben die de laatste decennia niet écht een verschil gemaakt. Of deze bijdrages? Zullen beide artikels en intellectuele commentaren, de loonmassa van arme mensen erop vooruit helpen? Anders, allemaal in de pen dus. Ik hoop dat de absurditeit van de impact-logica naar voor komt.

Maar alle gekheid op een stokje. Wat de inleefweek tracht te doen, is inderdaad allerminst revolutionair. Die claim wordt ook niet gemaakt. Men erkent eveneens de grenzen van dergelijke acties: “De maatregelen die nodig zijn,  kennen we : leefbaar inkomen, beter wonen, toegankelijk onderwijs en gezondheidszorg,…Daarvoor moeten we geen inleefweek doen.”, zei een van de organisatoren van Welzijnsschakels letterlijk.

Wat het tracht te doen is een concrete praktijk opzetten om de realiteit van ontoereikendheid van uitkeringen over te brengen: In Vlaanderen moeten 30.000 mensen het met een leefloon zien te rooien. Elke dag opnieuw. En dan rekenen we de vele verdoken armen niet mee. Wat betekent het om dagelijks te moeten rondkomen met een beperkt budget? En wat als je dit zelf eens aan den lijve zou ondervinden? Dat is pas een uitdaging.”, vertelt de informatiefolder ons. Kortom, het tracht via een laagdrempelige actie een zeer lichte vorm van “gelijkheid” in het gesprek te brengen over het leven in armoede en de ontoereikendheid van uitkeringen. Of beter gezegd, het tracht een setting te creëren waarin men niet in het luchtledige spreekt, waarbij er een tastbare inzet is om het gesprek over armoede aan te gaan. Wat al vlug als ‘valse empathie’ wordt geframed, is in het onderwijs toenemend een belangrijk vraagstuk: hoe creëren we praktijken die studenten in de wereld brengt van andere groepen? Want dat iedereen weet wat armoede en ongelijkheid is, is een onderschatting van de habitus van studenten: veelal blanke hooggeschoolde middenklasse. Hoe zorgen we voor een betrokken lesmethode zodat ze iets kunnen leren uit de praktijk? Vandaar de experimenten met buddy systemen in het onderwijs, de inleefstages, de praktijkonderzoeken en het meedraaien in allerlei organisaties. Die gelijkheid is er daarom natuurlijk niet écht. Daar is iedereen zich bewust van. Daar hadden ze geen intellectuelen voor nodig. Maar wat dergelijke processen doen, is de herverdelingssituatie –en vooral het gebrek daaraan- verbreden met een politiek van erkenning van de armoedesituatie.

Waarom zo’n inleefweek?
Wat de armoedeverenigingen doen naar een 1000-tal mensen via die inleefweek is de dialoog aangaan. Met een inleefweek bereik je een ander publiek dan onderzoekers en specialisten: (1) Van de 1000 participanten zijn er 700 verzorgers en sociale beroepen: allemaal studenten die geen barst kennen van armoede maar er wel later mee in aanraking zullen komen doorheen hun sociaal beroep. Dat is een poging tot draagvlakverbreding van toekomstige sociaal werkers en verzorgers. (2) Ook de dialoog met andere inwoners van de stad is dat. Het is een bescheiden manier om het gesprek over armoede aanhangig te maken. Niet alleen om mensen te beïnvloeden maar ook om hen op een laagdrempelige manier voeling te geven met armoede. In de hoop dat die voeling meer begrip oplevert met de leefwereld van mensen in armoede, waarmee ze in gesprek gaan. Kortom, het gaat over het uitwisselen van “ervaringskennis”, en een poging mensen in een soortgelijke ervaring te plaatsen zodat die ervaringskennis de inzet wordt van het gesprek. Het is een bescheiden basis voor gesprek, maar wel een voorwaarde om tot gesprek te komen op het einde tijdens een slotavond en-debat. Daar zit een deel ‘alsof’ in, maar de overtuiging leeft dat inzicht ook een deel gebaseerd is op "op gelijke(re) hoogte komen in het gesprek” doorheen een bescheiden ervaringskennis.

In België 15 % van de mensen in of op de rand van armoede. In Gent wordt 1 op 5 van haar inwoners vandaag geboren in een kansarm gezin. Bij bepaalde groepen etnisch-culturele minderheden leeft meer dan de helft van de mensen in armoede en wellicht is zelfs dat een onderschatting. Ze knokken elke dag om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Als je een goed inkomen hebt, kan je je moeilijk voorstellen hoe het is om dagelijks te moeten rondkomen met een beperkt budget. Vaak is de financiële zorg maar één van de vele zorgen.”, zegt de introductietekst van dit initiatief informatief. Schokkende cijfers die men meegeeft. Maar om de menselijke dimensie achter die statistieken duidelijk te maken, is het de vraag via een andere weg dan kille statistieken te werken.

Over het deel en het geheel
Het storende is een inleefweek los te rukken van alle andere zaken die armoedeorganisaties doen. Zaken die inderdaad veel belangrijker zijn dan “de inleefweken”. Op die manier, in isolatie, kan er een schertsfiguur van gemaakt worden van hoe er aan armoedebestrijding wordt gedaan. De inleefweek armoede is deel van een groter geheel: organisaties en werkingen om armoede de wereld uit te helpen of toch tenminste de situatie te verbeteren op concrete manieren voor concrete mensen. Trust me,…mocht er een dag zijn dat men zichzelf kon opheffen, dan deden de meeste praktijkwerkers dat waarschijnlijk. Het dagelijks meeleven, en mee antwoord formuleren op een falend beleid, een structureel discriminerende overheid en een uitsluitende markt, de voortdurende strijd op straat en doorheen de instellingen in allerlei participatie-organen, heeft hen behoorlijk wat “voeling” (ja: sorry, voeling) gegeven met mensen in armoede.

Maar om het punt te maken over “het deel” en “het geheel”: Het pleidooi voor een minimumloon en de kritiek die er is op de besparingen wordt netjes weggemoffeld. Want dat was hoe de inleefweek startte, toch wat ik ervan hoorde? Zowel de organisaties, ervaringsdeskundige als schepen van Sociale Zaken Ruddy Coddens: snoeihard over het falende Vlaamse en Federale beleid, en het compenserende lokale beleid dat in tijden van besparingen en onderfinanciering in het beste der mogelijke wereld aanvullend tracht te werken. In Gent is er bijvoorbeeld de aanvullende financiering op het leefloon: dat op zich weer wordt teniet gedaan door de Turteltaks, de besparingen, het schrappen van de gratis kubiek water. De sociale correcties blijven achter. Dat er een groter geheel achter de actie zit klopt niet in dit retorische opzet van de kritiek. Ook hoe er met beleid en media wordt in dialoog gegaan past er niet in, want doorheen het schijnbaar valse empathische plaatje is er veel makkelijker een stropop neer te zetten, om die dan vervolgens aan te vallen, en “de structurele kritiek” tot antipode te verheffen. Ook op de slotmeeting zal de structurele kritiek en de politieke dimensie aan bod komen. Ook al het andere werk van de armoedeverenigingen, hun dienstverlening en lobbywerk dat ze ernaast doen en hun politiek werk moet maar even vergeten worden. Anders zou nog iemand overtuigd kunnen worden dat dit "slechts" 1 manier is, 1 instrument op het specifieke vlak van draagvlakverbreding: ook maar 1 opdracht van deze organisaties die dagelijks op zoveel diverse manieren de strijd aangaan tegen armoede.

Over disciplinering en handelingscapaciteit
Tegen die bredere achtergrond werpt dat, met diezelfde Michel Foucault die je trouwens erg disciplinerend aanhaalt, de vraag op of “de arme” die in je tekst als een passief slachtoffer wordt neergezet, wel zo passief is? Is er dan geen enkel actorschap in de politiek van erkenning en in dit proces? De getuigenis lijkt geen vraag van de rijke alleen,…Binnen de armoedeorganisaties en de verenigingen waar armen het woord nemen, is “het getuigen” een manier om het levensverhaal om te buigen tot politiek instrument. Er is volgens Foucault een directe relatie tussen de strategie om te heersen en te controleren via het inwerken op het gedrag (govern-mentality noemt hij dat), en “counter-conduct” als reactie van diegene die de macht ondergaan. Dat komt omdat mensen niet automatisch instemmen met de macht die hen controleert of hen een bepaalde plaats en positie toebedeelt. Zoals Foucault stelt: "Where there is power, there is resistance" (Foucault, 2004, p. XXI). De macht die wordt uitgeoefend door de getuigenissen over de armoedesituatie, is in die zin weinig te herleiden tot simplismen van overname of totale controle. Vooral wanneer het gaat om eén specifieke methodische benadering binnen en van gepolitiseerde organisaties waar “armen zelf het woord nemen”- en dus benaderd worden als politieke subjecten- stoot die eenzijdige kritiek op de praktijk die veel gelaagder en meer ambigue is. Wie echt iets wil weten over armoedeorganisaties moet beslist eens het onderzoek lezen van Vranken, Van Robaeys en Dierickx. Ze beschrijven empirisch nauwgezet de paradoxen van de macht van armoedeorganisaties.[1] Een van de zaken gaat over allianties aangaan met politiek, media, met andere organisaties en burgers doorheen concrete initiatieven. Net omdat de klassieke middelen van macht die we terug zien in andere sociale bewegingen weinig tot hun beschikking zijn, zijn die allianties fundamenteel.

Kortom, in plaats van dergelijke initiatieven met de pen neer te sabelen en ze woordelijk tot de positie van caritas of nutteloosheid te herleiden, zou men het grotere plaatje achter de armoedeorganisaties moeten in acht nemen en de ambiguïteiten die spelen in de praktijk van armoedeorganisaties: de diverse technieken om aan politiek te doen (een aanbeveling in het rapport van Vranken, Van Robaeys en Dierickx trouwens)[2], aan beleidsbeïnvloeding, en ja,…ook aan draagvlakverbreding, In plaats van ze vast te pinnen op een caritatieve positie in een retorisch raamwerk dat wordt opgezet, zouden intellectuelen beter allianties versterken mét deze organisaties; dat om het gehéle werk van de verenigingen waar armen het woord nemen en armoedeorganisaties te versterken. Misschien zou dat een verschil maken. Samen alliantie vormen om samen de pijlen te richten op het beleid, in plaats van op diegenen die elke dag keihard trachten te werken aan een andere praktijk en andere kijk op armoede. En trachten elkaars praktijk te begrijpen? De agenda ziet er gedeeld uit, gebaseerd op wat ze op papier staat.






[1] Bea Van Robaeys, Danielle Dierckx &  Jan Vranken, (G)een blad voor de mond. Spanningsvelden bij de participatie van armoedeverenigingen aan het armoedebeleid. http://www.belspo.be/belspo/organisation/publ/pub_ostc/SoCoh/rSO04066_nl.pdf
[2] “Het kan zinvol zijn om na te denken en te experimenteren met een diversiteit aan strategieën tot beleidsbeïnvloeding”


Op zoek naar de waarheid achter armoede - Francine Mestrum
Deze week wordt in Gent een ‘inleefweek armoede’ georganiseerd. Aan gewone mensen en gezinnen wordt gevraagd een week lang te ‘doen alsof’ ze arm zijn en met een zeer beperkt budget rond te komen. Nu kan zo’n week soberheid, precies op het ogenblik dat in Parijs een belangrijke klimaatconferentie begint, beslist geen kwaad. We zijn het aan onszelf en de hele mensheid verplicht om sober te leven, altijd. Als instrument in het armoedebeleid kunnen bij deze inleefweek wel vragen gesteld worden.
Armoede is een vreemd verschijnsel, in tal van opzichten. Arm zijn mensen die met een té klein inkomen moeten zien rond te komen, en daar vaak niet in slagen. Dat leidt tot allerhande vervelende gevolgen, stress en bestaansonzekerheid op de eerste plaats, maar ook te weinig gezondheidszorg, te weinig begeleiding voor de kinderen op school, slechte huisvesting en vaak maatschappelijke uitsluiting. Het vreemde is dat ondanks het feit dat onze samenlevingen de afgelopen honderd jaar ettelijke keren rijker zijn geworden, we nog steeds meer dan 10 % arme mensen tellen in de rijke west-europese landen. Sinds de economische crisis en de besparingen op het sociaal beleid is de armoede zelfs weer aan het groeien.
Een tweede merkwaardig gegeven is dat het armoede-onderzoek in dit land ook bijzonder goed is ontwikkeld. Alle bekende en minder bekende aspecten en dimensies van armoede worden onder de loep genomen en cijfermatig weergegeven. Niets ontsnapt  nog aan de aandacht. In vergelijking daarmee is het onderzoek naar rijkdom en naar rijke mensen erg verwaarloosd. Daarnaast kent België een bijzonder rijk verenigingsleven voor en met arme mensen en wordt er elk jaar op 17 oktober wereldwijd een dag lang gefocust op armoede. Kortom, aan aandacht zeker geen gebrek.
Toch gaat het met de armoedebestrijding niet echt de goede kant op. Wie zich afvraagt hoe dat komt, vindt al gauw een hele resem drempels, niet in het minst de altijd onder de oppervlakte blijvende ideologische verschillen over armoede. Iedereen is het er over eens dat armoede de wereld uit moet, maar hoe dat kan gebeuren, daar bestaan wel degelijke grote meningsverschillen over. Nochtans lijkt één enkele maatregel me als een paal boven het veel te diepe water te staan: geef alle arme mensen een uitkering die hoog genoeg ligt om een waardig leven te leiden, koppel daar niet al te veel stigmatiserende voorwaarden aan en, mocht dat niet voldoende zijn om alle problemen op te lossen, schakel dan de zeer degelijke maatschappelijke werkers in die ook nu al hard werken om mensen bij te staan. Maatschappelijke werkers en armoedeverenigingen kunnen echter geen uitkeringen geven, en zolang arme mensen geen inkomen hebben, blijven ze arm. Het is alsof er geen enkele politieke bereidheid is om de armoede echt op te lossen. Nochtans kost dit nauwelijks een paar miljard euro.
Een biecht
De inleefweek zal daar weinig aan veranderen. Wat is de bedoeling? Men wil niet-arme mensen laten ‘ervaren’ wat het is om met te weinig inkomen te leven. Als mensen eens zelf meemaken wat het is te moeten kiezen tussen tandpasta kopen of een brood kopen, tussen vlees of groenten eten, de kinderen een speeltje of wat snoep te moeten weigeren, ja, dan … ja, wat dan? Dan zullen ze zich inzetten voor een beter beleid, dan zullen ze zelf iets geven voor de voedselbank …
Maar de armoedeverenigingen oefenen nu al heel wat druk uit op de regeringen, zeer terecht. En het kan natuurlijk geen kwaad om het draagvlak voor hun eisen te versterken, maar verandert het echt iets? Komt er een oplossing dichterbij?
Het lijkt er op dat men nog steeds bezig is met het zoeken naar de diepere waarheid achter armoede, dat men wil weten wat het nu eigenlijk wel is, hoe arme mensen dat doen, jaar in jaar uit. Aan arme mensen wordt voortdurend gevraagd te komen ‘getuigen’, alsof we niet weten dat je als alleenstaande met 60 euro in de week onvoldoende ruimte hebt. Arme mensen moeten komen vertellen hoe ze dat doen, hoe moeilijk het is, en wat de maatschappelijk werker goed of slecht heeft gedaan. Hoewel we perfect weten dat armoede slechts de wereld uit kan met voldoende inkomen – en met openbare diensten – toch blijven we speuren naar een diepere waarheid, alsof we nooit voldoende weten.
Foucault sprak in dat verband over de ‘bekentenis’, de biecht als het ware die arme mensen moeten spreken om zich bekend te maken, om gehoord te worden, om een waarheid te doen ontstaan. Arme mensen hebben geen stem, zo wordt gezegd, en dus moeten ze hun stem laten horen, pas dan zullen we weten wat we voor hen kunnen doen. Zo wordt een kennis opgebouwd over de armen, en het is die kennis die dan moet worden verspreid bij anderen. Maar het is een instrument om kennis én macht te produceren, zo stelt Foucault. Het is een ritueel waarin diegene die spreekt ook spreekt over zichzelf. Het is een therapeutische oefening waarin niets van het privé-leven verborgen mag blijven en waarin diegene die luistert ook zal oordelen. Het is de niet-arme die aan de arme vraagt hem te zeggen wie hij is, wat hij doet, hoe hij leeft, maar de macht om die woorden uit te leggen ligt bij de niet-arme.
In de inleefweek zegt de niet-arme tegen de arme: zie je wel, ik begrijp je, ik leef zoals jij, ik besef wat je ervaart. En ook al duurt die proef maar één week lang, de niet-arme spreekt zichzelf vrij, hij heeft niets met die armoede te maken, integendeel hij toont er juist alle begrip voor en wil nog dieper in de leefwereld van de arme graven. De  niet-arme is bang van de armoede, maar overwint die angst met compassie en bewondering.
De biecht, de bekentenis,  is in het westen, aldus nog Foucault, het instrument bij uitstek geworden om de waarheid te produceren. De arme overleeft met een bedrag waarmee je niet kán overleven, en toch doet hij het. Dat geheim willen we hem ontfutselen, en daarom willen we doen ‘alsof’, en kunnen we tegelijk de arme een beter leven voor ogen houden én onszelf vrij pleiten. De armoede bestaat slechts echt, zo lijkt het, als we ze zelf – eventjes – aan den lijve ondervinden. De waarheid over armoede ontstaat bij de ander, en de arme zelf, die blijft een ander.
Empathie
Empathie, zo zegt het woordenboek, is het vermogen om je in te leven in de wereld van een ander, om mee te voelen, de emoties te delen, zonder te oordelen. Daar lijkt het in de inleefweek om te gaan.
Die empathie is mooi meegenomen om een gevoel van saamhorigheid te ontwikkelen, om te doen alsof de ‘ander’ eventjes geen ‘ander’ is, om de inter-individuele relaties warmte in te blazen, maar is die empathie ook wat nodig is voor het beleid van de armoedebestrijding?
Door het voor te stellen alsof we doen ‘alsof’ wordt de arme echter juist in zijn anders-zijn bevestigd. Wij zetten weliswaar een stap in zijn richting, maar zeggen er wel bij : ‘voor eventjes’, we willen het weten. Wij zijn anders, wij zijn niet-arm en jij bent wel arm, we gaan even doen alsof we gelijk zijn. De arme, zo lees ik op internet, weet dan dat hij niet alleen staat, dat anderen met hem meevoelen. Maar het blijven ‘anderen’, hij hoort niet bij hen, en zij horen niet bij hem. Er zijn armen en er zijn niet-armen, daar verandert niets aan. En of die niet-armen ook de ‘kwetsuren binnenin’ zullen voelen, dat is zeer de vraag. Ik denk het niet. De arme mag even doen alsof hij er bij hoort, maar blijft eenzaam achter met zijn echte pijn. Want ‘alsof’ is ‘alsof’.
Empathie is tof als bindmiddel in de samenleving, schreef Wim Vermeersch in Samenleving en Politiek, enkele maanden geleden. Als politieke leidraad is ze echter problematisch. ‘Ze werkt alleen voor diegenen in onze nabijheid, en reikt amper verder dan diegene die naast ons staat, op ons lijkt en zich gedraagt zoals wij’. Empathie gaat onvoldoende breed en onvoldoende diep. Wie de armoede wil uitroeien en een solidaire sociale bescherming wil uitbouwen, zal noodgedwongen gebruik moeten maken van een onpersoonlijke overheid. ‘Georganiseerde, koude solidariteit is daarom het enige alternatief voor manipuleerbare, warme empathie’.
Een inleefweek kan helpen om mensen eventjes dichter bij elkaar te brengen, de indruk te wekken dat we samen zijn, zonder de tegenstellingen en de ongelijkheid te laten verdwijnen. Vandaar dat empathie niet efficiënt is.
Het mag zijn dat sommige mensen onvoldoende beseffen wat het betekent om ‘arm’ te zijn. Maar moeten ze dat weten? Kunnen ze zonder dat niet akkoord gaan met een degelijk armoedebeleid, met decente uitkeringen, met professioneel maatschappelijk werk? Moet ik persoonlijk, allerindividueelst ‘ervaren’ wat armoede is om akkoord te gaan met een beleid ertegen?
Moet ik de klimaatverandering ‘ervaren’ vooraleer ik kan instemmen met een echt klimaatbeleid? Moet ik terrorisme ‘ervaren’ vooraleer ik akkoord ga met terrorismebestrijding?
Besluit
Dit land telt veel te veel arme mensen. We hebben ook degelijke onderzoekers die kunnen uitzoeken wat er, naast de uitkeringen, nog kan gedaan worden om het leven van arme mensen te verbeteren. En we hebben armoedeverenigingen die arme mensen ondertussen in hun dagelijkse leven kunnen bijstaan.
Ik twijfel er aan of inleefweken nuttig zijn. Zeker, ze kunnen geen kwaad, tenzij ze de deelnemers de indruk geven dat ze ook echt iets veranderen. Want dat doen ze niet.
Armoede heeft in deze rijke samenleving geen enkel bestaansrecht. De enige echte eis voor de overheid betreft een voldoende hoge uitkering waarmee mensen boven de armoedegrens kunnen komen. En goede maatschappelijke werkers, maar die hebben we al. En misschien wat onderzoek naar de rijke mensen en de niet-armen.