maandag 7 december 2015

Verplicht ervaringsgericht leren over armoede aan de universiteit



In België leeft circa 15% van de mensen in of op de rand van armoede. In Gent wordt maar liefst 1 of 5 kinderen geboren in een kansarm gezin. Het zijn cijfers waar men naar aanloop van de kerstdagen stil van wordt. Achter de kille statistieken zitten menselijke verhalen van zowel uitzichtloosheid en sociale isolatie, als doorzettingsvermogen en een bewonderingswaardige creativiteit om op het einde van de maand de touwtjes aan elkaar te kunnen knopen. Het leven in armoede valt niet te vatten met één woord.  Armoede is complex en veelzijdig.

We denken allemaal te weten wat armoede is. En toch blijkt er een diepe kloof tussen de leefwerelden van de arme en niet-arme. En die kloof vertaalt zich in onbegrip en zich niet-begrepen voelen. Afgelopen week deden heel wat mensen mee aan de inleefweek armoede. Tijdens deze week moeten vrijwilligers rondkomen met een zeer beperkt budget, aangepast aan hun specifieke gezinssituatie. Concreet moet een alleenstaande bijvoorbeeld rondkomen met 50 euro per week en een gezin van twee volwassenen en twee kindjes met 150 euro per week. Hier moet alles van betaald worden: voeding, energie, kinderopvang, transport, wasmiddelen, ontspanning…Na die week gaan mensen in gesprek over hun ervaringen met ervaringsdeskundigen, armoedeorganisaties en beleidsmakers.

Wij namen de proef op de som. Na reeds een paar dagen werd het duidelijk dat het opgelegde weekbudget wel erg krap was. Om het met een boutade te zeggen: het was te veel om van te sterven, maar te weinig om van te kunnen leven. De kinderopvang (aan het minimumtarief van 5 euro per dag) nam reeds een stevige brok uit het budget. Met het rotweer van afgelopen week werd al snel 14 euro aan openbaar vervoer besteed. Bezoekjes aan het zwembad, de cinéma of het café werden noodgedwongen uitgesteld. Thuisblijven met de kinderen zou eigenlijk de enige echte uitweg zijn. In de literatuur lees je dat de sociale uitkeringen in ons land structureel onder de armoedegrens liggen. Wij ondervonden voor één week op een zeer bescheiden manier wat dit voor mensen echt betekent.

De eerste president van het Zuid-Afrika na de apartheid, Nelson Mandela, stelde een tijd geleden het volgende: "Like slavery and apartheid, poverty is not natural. It is man-made and it can be overcome and eradicated by the actions of human beings." Armoede kan dus overwonnen worden. Wat ontbreekt, is echter een groot draagvlak voor een echt armoedebeleid. We weten allemaal hoe prioritair het optrekken van minimuminkomens is, hoe aanvullende financiële steun mensen uit armoede kan helpen. En toch blijft het daarover te stil. Hoewel iedereen armoede onaanvaardbaar vindt, is het zelden een prioriteit tijdens verkiezingen, begrotingsonderhandelingen of beleidsplannen. Eén van de sterktes van de inleefweek armoede is net dat het een manier is om het draagvlak voor een armoedebeleid te vergroten. Men kan sceptisch zijn over deze empathische manier van leren, maar het is een belangrijke leermethode ter aanvulling van de klassieke hoorcolleges en de bibliotheken vol die over  armoede geschreven worden.

Maar hier stopt het niet. De inleefweek armoede dwingt je om even vanuit het perspectief van een arme te denken. Dat is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij, waar armoede en ongelijkheid helaas voor veel mensen nog dagdagelijkse realiteit zijn. Als lesgevers aan de Universiteit Gent merken we dat veel studenten nauwelijks weten wat armoede inhoudt. Velen komen uit een middenklasse gezin en gaan met soortgelijken om. Nochtans zullen veel studenten in hun latere professionele loopbaan wel in contact komen met armen. Denk maar aan dokters, jeugdwerkers, leerkrachten en mensen in de zakelijke dienstverlening. Met een bredere kijk zouden zij hun job gewoonweg beter doen. Het is dus een zaak van professionaliteit om studenten te laten kennis maken met armoede. De inleefweek armoede is hier een goede manier voor. Het kost de universiteit quasi niets om dit te organiseren en de reguliere lessen komen er niet door in gedrang. En studenten koppelen ervaring aan dialoog met armoedeorganisaties en beleidsmakers.

Waar mogelijk, wordt deze inleefweek armoede best gecombineerd met een inleefstage bij organisaties die in de praktijk vaak met armen werken (bv. Kind en Gezin, het OCMW, jeugdverenigingen, scholen, wijkgezondheidscentra of vakbonden). Dit zou tegemoet komen aan de vraag van studenten voor meer stage en aan het voornemen van de universiteit om meer aan community-based learning te doen. In veel opleidingen wordt zo’n stage reeds aangeboden, maar eigenlijk zou dit structureel over de ganse universiteit ingebed moeten worden.


Pascal Debruyne en Pieter-Paul Verhaeghe
(Postdoctoraal onderzoekers aan de Universiteit Gent)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten